Zintuigelijk schrijven

 

In de les kregen we een fragment uit ´De kunst van het liegen´, geschreven door Alan Bradley. In dit fragment was op te merken dat alleen het zintuig ´zien´ werd gebruikt. Door het fragment aan te vullen met de andere zintuigen ´ruiken´,  ´voelen´, ´proeven´ en ´horen´ zal het een spannender verhaal worden.

 

 

 

Het aangevulde fragment

Het was een vierkant gebouwtje, met bakstenen muren voor de begane grond en hout voor de bovenverdieping. De ramen waren bedekt met een ondoorschijnende laag die getuigde van verwaarlozing en spinnenwebben; dat soort ramen lijkt je aan te kijken. Mijn zakdoek wikkelde ik om mijn hand, om de spinnenwebben voor het raam weg te halen. Ik kreeg de kriebels toen ik zag wat voor een grote spinnen er in de spinnenwebben krioelden. Het leek alsof ze wisten dat ik er aan kwam. Van de schrik viel mijn zakdoek van mijn hand. Ik bukte langzaam om mijn zakdoek op te pakken en hoorde een gekraak. Dat kon niet van mij komen, ik stond stil. Mijn bange gevoel kwam naar boven. Waarom ben ik gekomen, verzuchte ik. Ik kreeg er een nare smaak van in mijn mond. De deur was ooit geverfd geweest, maar de verf was afgebladderd. Het kale grijze hout was net zo verweerd als dat van de bovenverdieping. Toch rook het er naar verse verf. Ik keek verder rond en zag dat de kozijnen pas geschilderd waren. Dat was raar bij zo’n verlaten gebouwtje. Het liet me totaal niet op mijn gemak voelen…

Ik wikkelde de rode zakdoek weer om mijn hand en probeerde de deurknop. De kou van de deurknop sneed door mijn zakdoek heen. Voorzichtig draaide ik de deurknop naar rechts, maar de deur zat op slot. De ramen op de bovenverdieping zaten te hoog om erdoor naar binnen te kunnen klimmen en de dunne houtjes van het met klimop begroeide latwerk zouden mijn gewicht nooit houden. Een gammele ladder leunde vermoeid tegen een muur, maar was te gevaarlijk om er gebruik van te maken. Ik besloot naar de achterkant te lopen.

Ik moest voorzichtig zijn. Alleen een verzakte schutting en een smal pad scheidden de achterkant van het koetshuis van miss Mountjoy’s treurwilt; ik zou diep gebukt moeten rennen, als een commando op het strand. Voorzichtig ging ik op mijn hurken zitten en probeerde naar de achterkant te kruipen. Ik schrok toen een tak onder mijn voet kraakte. Van schrik zat ik stil, nog steeds diep gebukt.

 

Het eindresultaat

Het was een vierkant gebouwtje, met bakstenen muren voor de begane grond en hout voor de bovenverdieping. De ramen waren bedekt met een ondoorschijnende laag die getuigde van verwaarlozing en spinnenwebben; dat soort ramen lijkt je aan te kijken. Mijn zakdoek wikkelde ik om mijn hand, om de spinnenwebben voor het raam weg te halen. Ik kreeg de kriebels toen ik zag wat voor een grote spinnen er in de spinnenwebben krioelden. Het leek alsof ze wisten dat ik er aan kwam. Van de schrik viel mijn zakdoek van mijn hand. Ik bukte langzaam om mijn zakdoek op te pakken en hoorde een gekraak. Dat kon niet van mij komen, ik stond stil. Mijn bange gevoel kwam naar boven. Waarom ben ik gekomen, verzuchte ik. Ik kreeg er een nare smaak van in mijn mond. De deur was ooit geverfd geweest, maar de verf was afgebladderd. Het kale grijze hout was net zo verweerd als dat van de bovenverdieping. Toch rook het er naar verse verf. Ik keek verder rond en zag dat de kozijnen pas geschilderd waren. Dat was raar bij zo’n verlaten gebouwtje. Het liet me totaal niet op mijn gemak voelen…

Ik wikkelde de rode zakdoek weer om mijn hand en probeerde de deurknop. De kou van de deurknop sneed door mijn zakdoek heen. Voorzichtig draaide ik de deurknop naar rechts, maar de deur zat op slot. De ramen op de bovenverdieping zaten te hoog om erdoor naar binnen te kunnen klimmen en de dunne houtjes van het met klimop begroeide latwerk zouden mijn gewicht nooit houden. Een gammele ladder leunde vermoeid tegen een muur, maar was te gevaarlijk om er gebruik van te maken. Ik besloot naar de achterkant te lopen.

Ik moest voorzichtig zijn. Alleen een verzakte schutting en een smal pad scheidden de achterkant van het koetshuis van miss Mountjoy’s treurwilt; ik zou diep gebukt moeten rennen, als een commando op het strand. Voorzichtig ging ik op mijn hurken zitten en probeerde naar de achterkant te kruipen. Ik schrok toen een tak onder mijn voet kraakte. De spanning was om te snijden. Ik spitste mijn oren, was het waar wat ik hoorde? De harde voetstappen kwamen dichterbij. Plotseling voelde ik een hand op mijn mond en ik proefde een chemisch doordrenkte doek. Voordat ik het wist werd alles zwart voor mijn ogen.