Show, don't tell

Voor de opdracht ‘show, don’t tell’ kregen we een lijstje met informatie. Deze informatie moesten we in het verhaal verwerken, zonder de woorden letterlijk te gebruiken. De volgende informatie komt voor in mijn verhaal:

  1. Walter (20 jaar) woont samen met zijn stiefvader Petter (50) 
    2. Ze wonen in een afgelegen boswachtershuis. 
    3. Het is een winterochtend.
    4. Vandaag is de sterfdag van Walters moeder.
    5. Ze is verdronken in de vijver achter het boswachtershuis.

 

 

‘Een schaap’, zeg ik.

‘Ik zie daar een hond’, zegt mijn stiefvader.

Samen liggen we in het bevroren gras. Het topje van mijn vingers voel ik niet meer, ondanks de dikke handschoenen die mijn handen omhelzen. Naast ons ligt de bevroren vijver er vredig bij. De glans van het laagje ijs glinstert. Samen kijken we naar de wolken. Ieder jaar komen we hier terug. Ooit was het huis van mijn stiefvader. Mijn stiefvader was de beste boswachter van het land! Zo vaak kwam zijn naam in de krant voorbij. ‘Boswachter Petter vindt nestje’ of ‘Boswachter Petter flikt het weer’. Tot hij ziek werd. Zeventien jaar te vroeg is hij gestopt met werken, want hij kon het niet meer aan. Zijn lichaam werd te slap. Een jaar lang leefden we met problemen; geldtekort en op zoek naar een woning. Mijn moeder zag het ook niet meer zitten. Toen ik het hoorde, kon ik het niet geloven.

Ieder jaar komen we terug bij de vijver, waar het allemaal gebeurde. Ik vraag mij af hoe de vijver er nu zo vredig bij kan liggen. Het is helemaal niet vredig! De gedachte maakt me boos. Mijn stiefvader zegt dat ik af en toe mijn gevoelens aan de kant moet zetten, ik ben immers geen tiener meer. Maar het is makkelijker gezegd dan gedaan.

Mijn gedachten dwalen af. ‘Walter, heb je die eend al gezien?, vraagt mijn stiefvader uit het niets. Hij is nog steeds bezig met de figuren opnoemen die we in de wolken zien. Het spel is saai, maar maakt me rustig. Net zo rustig als de vijver, die er nu zo vredig uit ziet.

 

Woorden: 272